donderdag 26 april 2012

Zwarte soldaten gemist?

Get Microsoft Silverlight


Winnaar Gouden Kalf 2011: Zwarte Soldaten
In de Tweede Wereldoorlog hebben zo'n 25.000 Nederlanders zich vrijwillig aangemeld voor de Duitse Waffen-SS. Voor het eerst vertellen zes van hen over hun (wan)daden. Regie: Joost Seelen

De collectie goudstikker digitaal



Uniek. Een virtueel depot, waarin alle werken bijeen zijn gebracht die ooit tot de collectie van verzamelaar en kunsthandelaar Jaques Goudstikker behoorden. De collectie van de Joodse kunsthandelaar viel in de Tweede Wereldoorlog uiteen, om nooit meer bijeengebracht te worden. De 202 werken zijn nu door Pictura digitaal bij elkaar gebracht.

Mijn blinde geloof in gerechtigheid

Zoals ik eerder op mijn blog schreef, leidt een zwarte bladzijde in de geschiedenis in Nederland vaak niet tot veel ophef. Hoe het komt? Waren we te druk met de wederopbouw? Wilden we liever alles vergeten en opnieuw beginnen?

'Eerlijk duurt het langst,' zegt het spreekwoord. Een waarheid als een Hollandse koe. Uiteindelijk hebben ook de erfgenamen van kunsthandelaar Goudstikker hun bezittingen terug gekregen, waaronder het prachtige werk Portret van een vrouw.

Dit alles ging niet vanzelf. Het heeft zeker zestig jaar geduurd voordat de overheid de kunstcollectie terug gaf aan de wettige eigenaren. Zestig jaar. Best lang, niet waar? Jacques Goudstikker leefde toen al niet meer.

Kijk, als niemand er werk van had gemaakt, dan was het waarschijnlijk nooit gebeurd. Dan waren we dit allemaal vergeten en was het een verzonken verhaal geworden, een vergeten bladzijde van een vergeten geschiedenisboek. Maar mede dankzij onderzoeksjournalisten als Pieter den Hollander, heeft het recht toch gezegevierd. In februari 2006 besloot de regering om 202 meesterwerken terug te geven aan de nabestaanden van Jacques Goudstikker.

Het zijn dit soort zaken die mij inspireren. Om blind te blijven geloven in gerechtigheid. Want alleen met blind geloof kun je een machtig orgaan als de overheid overtuigen om het goede te doen. Het gaat mij niet om de naam: Occupy, Fluwelen revolutie, het boeit me niet hoe je het noemt. Het gaat er mij alleen om dat mensen die niet meer kunnen spreken een stem krijgen en dat recht zegeviert.

woensdag 25 april 2012

Goudstikker's Portret van een vrouw

Op de website van veilinghuis Christies vond ik dit mooie Portret van een vrouw, een van de schilderijen die door de nazi's geroofd waren van kunsthandelaar Jacques Goudstikker. Na een slepende affaire is het schilderij uiteindelijk in 2006 door de Nederlandse overheid teruggegeven aan de erfgenamen van Goudstikker. Ruim zestig jaar na dato! Tegenwoordig te zien in New York, Rockefeller Plaza.

Beschrijving schilderij
School of Fontainbleau 16th Century
Portrait of a lady, bust-length
oil on panel
19½ x 15 in. 49.6 x 38.1 cm.
Waarde: $360,000

Herkomst
D'Atri.
Jacques Goudstikker, Amsterdam, 1930.
Geplunderd door de Nazi-autoriteiten, Juli 1940.
Hersteld door de Geallieerderden, 1945, onder bewaring gesteld bij de Nederlandse regering.
Terug gegeven in februari 2006 aan de erfgenamen van Jacques Goudstikker.

Bron: Christies

dinsdag 24 april 2012

Waarom geen parlementaire enquête?

Mijn timing had niet slechter gekund; het parlementaire journaille vragen naar de reden waarom er nooit een vorm van onderzoek naar de verkoop van joodse bezittingen is gekomen (want zoals ik gevonden had, had in 1997 50% van de Nederlanders behoefte naar parlementair onderzoek naar de verkoop van joodse bezittingen). Het liefst in de vorm van een intensieve parlementaire enquête natuurlijk. De Commissie Bloedgeld klinkt lekker zwaar. Ik ben voor!

Afgelopen donderdag (19 april 2012; toen we in Nederland nog afstevenden op een Catshuis akkoord) heb ik toch wat van een antwoord gekregen.

Via de attent reagerende @DominiqueHeyde (de enige journalist in Den Haag die afgelopen donderdag tijdens alle Cathuis beslommeringen tijd vond om vragen te beantwoorden) kwam ik bij @mennodebruyne terecht. Daarbij ook haar tip: “die vraag kan je beter aan een Kamerlid stellen of aan iemand met veel historische parlementaire kennis”. De antwoorden van Menno de Bruyne kwamen snel, via DM.

Vermoedelijk omdat er geen politieke belangstelling voor was. Het middel van de parlementaire enquête is sinds de jaren '50 tot voor in de jaren '80 niet gebruikt. Kwam gewoon niet in de hoofden op en was ook veel werk. Nu zou zoiets altijd nog gebeuren, en er zijn ook minder zware middelen dan een parlementaire enquête.
Mijn voornemen om Kamerleden te benaderen hiervoor is op dit moment nogal lastig uit te voeren gezien de actualiteit. Goed, een perfecte timing om dergelijke zaken te agenderen is er eigenlijk ook niet. We gaan gewoon door.

Feit blijft wel dat het vreemd is dat de zoveelste zwarte bladzijde uit de vaderlandse geschiedenis niet tot veel ophef heeft geleid.

maandag 23 april 2012

Rozlyn Khan is een kanjer!

Maandag 23 april: Bollywood-actrice en fotomodel Rozlyn Khan neemt een bad in rood gekleurd water als protest tegen het testen op dieren. Khan komt hiermee op voor de belangen van dierenrechtenorganisatie People for the Ethical Teatment of Animals (PETA). Bron: Nu.nl

Raubkunst en Kunstraub

Nu de hoofdrolspelers in de politieke arena thuis op de bank naar zichzelf zitten te kijken tijdens het late journaal, kan ik me weer storten op de geschiedenis van de roofkunst. Ik kreeg de tip om de boeken van Thomas Buomberger te gaan lezen en daar heb ik nu eindelijk even tijd voor.

Buomberger schreef het boek Raubkunst - Kunstraub. Vrij vertaald: roofkunst - kunstroof. Daaruit blijkt dat niet alleen Nederland (zie alles wat ik heb geschreven over de beruchte zaak-Goudstikker) maar ook Zwitserland te maken heeft gehad met handel in gestolen cultuurgoederen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

De studie van Buomberger onderzoekt uitgebreid het reilen en zeilen rondom illegaal verkregen kunst in Zwitserland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dit aan de hand van veel individuele verhalen en gevallen. De studie laat zien hoe het mechanisme van de roofkunst destijds werkte. Ik ben benieuwd en hou jullie op de hoogte!

Roofkunst voor je verjaardag

Foto: Hitler schenkt Göring voor zijn verjaardag een schilderij.



Officiële beschrijving:
Zentralbild:45. Geburtstag Görings. Adolf Hitler überreicht Hermann Göring zum Geburtstag ein Gemälde. Der Hauptkriegsverbrecher Göring wurde vom Internationalen Militärgerichtshof in Nürnberg zum Tode verurteilt. 12-1-1938

Goudstikker gaf Nederland internationale allure


Jacques Goudstikker was de zoon van kunsthandelaar Eduard Goudstikker en Emmy Sellisberger. Vanaf 1919 werkte hij in de kunsthandel van zijn vader: de Firma Goudstikker die in 1845 door zijn grootvader en diens broer was opgericht. Na de dood van zijn vader in 1924 nam hij de zaak over.

Daar waar zijn vader zich voornamelijk richtte op Nederlandse en Vlaamse kunst uit de 17e eeuw, de kunst waar destijds veel vraag naar was, richtte Jacques zich op een internationaal publiek. Ook bracht hij met veel passie de Nederlandse kunstwereld in contact met Italiaanse meesters.

Volgens kunstprofessor Henk van Os heeft hij indirect ook grote invloed gehad op de museale wereld. Zijn kunstcollectie was soms breder en vertoonde meer variatie dan menig museum in die tijd. Maar hij handelde niet alleen in kunst, hij organiseerde ook exposities en nodigde het publiek uit om kennis te maken met grote kunstenaars in de collectie op zijn kasteel Nijenrode. Goudstikker zou uitgroeien tot een van de grootste en succesvolste kunsthandelaren van Nederland. Het bewijs daarvan: de enorme kunstcollectie die hij naliet, toen hij vluchtte voor de nazi's. Meer dan elfhonderd schilderijen van de grootste meesters liet hij achter.

Dat hij ook groots was van karakter bewezen zijn woorden die hij zijn restaurateur Jan Dik meegaf: 'Zorg goed voor de zaak.' Schriftelijke instructies gaf hij niet, omdat hij 'voldoende wist over de motieven van de nazi's om te beseffen dat zijn niet-joodse personeel daardoor in problemen zou kunnen komen'. Dat gunde hij de vijand niet:' Zijn visie was eenvoudig: 'zouden de nazi's de net begonnen oorlog winnen, dan was hij alles kwijt. Zouden ze verliezen, dan zou hij terugkomen en zien wat hem van zijn kunsthandel nog restte.'


Helaas zou hij nooit meer terugkeren. Tijdens een vlucht met zijn vrouw op het vrachtschip SS Bodegraven richting Engeland, viel hij, nadat hij een luchtje was gaan scheppen op het dek, in het vrachtruim. Gevolg: een fatale schedelfractuur. Op de overlijdensakte stond: Fracture of Skull due to accidentally falling into the Hold of the s/s Bodegraven on the High Seas whilst a Refugee Passenger thereon.

zaterdag 21 april 2012

Geen Bloedgeld in De Oorlog


Een aantal jaar geleden werd door de NPS (nu NTR) de tv-serie De Oorlog uitgezonden. Mooi gemaakt en goed ontvangen. Maar er was wel weinig aandacht voor roofbanken, roofkunst en bloedgeld.

Wel wil ik graag wijzen op de indrukkwekkende aflevering: Hoe de Joden uit Nederland verdwenen

Want:
Het is het verhaal van de wanhopige machteloosheid van de slachtoffers en van de geraffineerde methoden van de nazi’s, maar ook van de medewerking die tal van Nederlandse instanties en personen aan de deportaties hebben verleend.

donderdag 19 april 2012

Harry Mulisch is de tweede wereldoorlog

Je moet je verleden verzorgen zoals je ook je lichaam verzorgt: regelmatig schrobben, trainen en periodiek onderzoeken (Harry Mulish, Mijn getijdenboek, 1975, bladzijde 100)


Mijn getijdenboek (1975) is een door tekst begeleide collectie foto's, handschriften, getuigschriften en documenten. Harry Mulisch beschrijft zijn leven én voorgeschiedenis tot het moment dat hij in 1952 debuteerde. Hij vertelt over zijn voorouders, zijn jeugd, de oorlog, zijn school en zijn eerste ervaringen met meisjes. Ook beschrijft hij het pad dat hij aflegde om de schrijver te worden die hij was.

De auteur ontvouwt in de eerste zin van het boek zijn literatuuropvatting: 'Omdat het heelal in ruimte en tijd één reusachtige goulash is, waarin alles met alles samenhangt, is ook het “materiaal” van ieder leven oneindig, ja, van ieder moment uit iemands leven.’ Mulisch is de zoon van een Duitse vader en een Joodse moeder en stelt daarom: ‘ik ben de tweede wereldoorlog’,

‘Iedere schrijver,’ zegt Mulisch, ‘werkt natuurlijk met het materiaal, dat zijn leven hem verschaft, want hij heeft niets anders; zijn ervaringen en zijn verbeelding gaan steeds nieuwe kombinaties aan en leiden zo tot zijn oeuvre. Maar ik heb bovendien van meet af aan de behoefte gehad, mijn leven ook zonder veel omwegen als mijn leven op papier te zetten; - vandaar nu dit stripverhaal weer, en vandaar ook de vele verwijzingen er in. Ik beschouw mijn levensloop als een bron van inzicht, een fons vitae, en zo zou iedereen tegenover zijn verleden moeten staan. Wanneer de gebeurtenissen eenmaal verleden zijn geworden, zijn zij niet meer toevallig maar voor eeuwig onverwoestbaar, - mocht de god ergens leven, dan is het in de geschiedenis. Men moet zijn verleden verzorgen, zoals men ook zijn lichaam verzorgt: het moet regelmatig worden geschrobd, gepoetst, geïnspecteerd, getraind en periodiek onderzocht. Houdt men zich van jongs af daaraan, dan bespaart men zich veel dokterskosten voor plotseling uitbrekende kwalen, en de mogelijkheid is groot, dat men op den duur heel veel verleden krijgt.'


Roofbank
In deze autobiografie komen weliswaar tal van onbekende facetten van Mulisch' leven aan het licht, maar er blijven ook zaken onderbelicht. Bijvoorbeeld het feit dat de vader van de schrijver, Kurt Victor Karl Mulisch, behalve een Oostenrijkse militair ook bankdirecteur was.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij beroepsofficier in het Oostenrijks-Hongaarse leger. Hij vocht onder meer aan het Russische, Italiaanse en Franse front in de rang van commandant van een batterij zware bereden veldartillerie. Na de oorlog kwam hij in Nederland terecht. Een zekere Schwarz, een van oorsprong via Vlaanderen uit Duitsland afkomstige joodse bankier, bezorgde hem een baan. Mulisch trad met diens dochter Alice Schwarz in april 1926 in het huwelijk. In 1927 werd hun enige kind Harry geboren. In 1936 werd het huwelijk ontbonden.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte hij voor Lippmann, Rosenthal & Co., beter bekend als de Liro-roofbank waaraan de Nederlandse joden vóór hun deportatie al hun bezittingen moesten overdragen. Hij was daar directeur personeelszaken. Door zijn werk voor nazi-Duitsland wist hij zijn joodse ex-vrouw, alsmede zoon Harry (deze was op grond van de nazi-ideologie 'half-joods') te vrijwaren van vervolging. Na de oorlog werd hij gevangengezet voor zijn collaborerende rol bij deze bank.


Mijn getijdenboek
Uitgeverij De Bezige Bij, dec 2010
Uit de reeks heruitgaven die bij De Bezige Bij verschenen, na het overlijden van Harry Mulisch op 30 oktober 2010

woensdag 18 april 2012

Verkoop joodse bezittingen houdt gemoederen bezig

De laatste tijd ben ik in de roofbank Liro gedoken. Zie ook de blogpostings Effectenroof en bloedgeld en Duitse roofbank in Amsterdam.

Nu stuitte ik op een ANP bericht uit 1997 (de vorige eeuw inderdaad) met als titel Verkoop joodse bezittingen houdt gemoederen bezig. Hierin een opmerkelijke onderdeel, namelijk:

Ruim de helft van de Nederlanders (54 procent) vindt dat de rol van de overheid na de oorlog ten opzichte van de joodse gemeenschap via een parlementaire enquête moet worden onderzocht. Eenderde van de bevolking is tegen een dergelijk onderzoek. Dat blijkt uit een steekproef door het bureau InterView in opdracht van het actualiteitenprogramma MiddagEditie.

Bijna de helft van de ondervraagden (41 procent) vindt dat de Nederlandse overheid destijds niet goed heeft gehandeld, 16 procent meent dat de joden wel goed zijn behandeld en 37 procent weet het niet. Volgens de tegenstanders is het allemaal te lang geleden. Sommigen zijn bang dat een parlementaire enquête allerlei ellende oprakelt, anderen vinden het te duur.
De wens is niet uitgevoerd, aldus Wikpedia als onderzoek of als enquête. Houdt het de gemoederen nu nog steeds bezig, of vinden we dat parlementaire enquêtes voor andere doeleinden dienen? Smoezen dat het te lang geleden is, gaan in mijn ogen niet op. Geld zal het wel degelijk kosten, maar gaat het in feite niet om dat oneigelijk verkregen (bloed)geld?

dinsdag 17 april 2012

Voor de goede zaak

Ik vond nog een goed artikel over de Liro-roofbank op de website van De Groene Amsterdammer. Daaruit blijkt dat al dat op 21 mei 1942 een verordening verscheen die joden opriep ‘vóór 30 juni al hun collecties, kunst, voorwerpen van goud, platina of zilver, alsmede alle edelstenen en parels’ in te leveren bij de Liro-bank. Ook ‘al hun contanten, cheques, effecten en deposito's voor zover die samen meer dan tweehonderdvijftig gulden waard waren’ dienden te worden afgestaan.

De Duitse directie van de bank ging ervan uit dat de gedeporteerde joden niet meer zouden terugkeren zo blijkt uit het volgende citaat.

'Middels het contact hetwelk wij voortdurend met de betreffende autoriteiten onderhouden, is ons bekend', schreef de directie in januari 1943, 'dat eenmaal van Overheidswege afgevoerde joden geheel uit het maatschappelijk bestel zijn weggenomen en in de toekomst nimmer meer iets van hen zal kunnen worden vernomen. Hierdoor zijn zij, als vanzelf, ook ten opzichte van uw administratie volkomen genihileerd.'


Schrijnend om te lezen hoe alle onteigeningen structrureel en met voorbedachte rade hebben plaatsgevonden. Allemaal in naam van "de goede zaak", het ideaal van een heilstaat met allemaal fijne blonde Ariërs. Niemand zag destijds blijkbaar dat Hitler zelf allesbehalve leek op zo’n fijne blonde Ariër…

Effectenroof en bloedgeld

De Duitsers hebben zich het effectenvermogen van joden toegeëigend. Van de 20 miljoen uitgegeven effecten, waren er circa 500.000 van joodse eigenaren. Dat is 2,5%. Dit blijkt uit de naoorloogse effectenregistratie. Deze effecten waren vaak makkelijk om te zetten in geld en waren eenvoudig via de effectenbeurs te verkopen.

De verkoop van joodse effecten ging, zoals ik eerder al schreef in de blog over de Duitse roofbank, via de speciaal daarvoor aangewezen bank Lippman, Rosenthal & Co. Sarphatistraat (LIRO). De LIRO moest de effecten via de Amsterdamse effectenbeurs in omloop zien te krijgen zodat ze te gelde konden worden gemaakt.

Kon dat dan zomaar? Nee, dan kon niet zomaar. De LIRO was daarbij afhankelijk van de Vereniging voor de Effectenhandel (VvdE) die hen toegang moest geven tot de beursvloer. In de praktijk betekende dit dat de effecten zonder toestemming van de joodse eigenaren werden verkocht.

Doordat deze handel in bloedgeld via tussenpersonen werd verkocht, viel het niet zo op. LIRO leverde zelf de effecten aan de kopers. Die konden daardoor vermoeden dat het in feite ging om effecten die niet helemaal zuiver op de graat waren. Desondanks zijn deze effecten grootschalig verhandeld.

Volg je me?
De komende tijd blijf ik hier over publiceren op mijn blog. Wil je op de hoogte gehouden worden volg mijn blog dan via RSS of volg me op Twitter via @bloedbloemen.

donderdag 12 april 2012

Slavernij was belangrijk voor economie

Via Twitter (waar ik actief ben als @Bloedbloemen en ik zou zeggen: volg me vooral) werd ik geattendeerd op een bericht met de hashtag #bloedgeld. Afkomstig van @jt010.

En waar ging dat over?

Wel, dat was een bericht op nu.nl met als kop Slavernij was belangrijk voor economie.
Met als eerste alinea:
In de slavenhandel waarin Nederland in de 17e en 18e eeuw actief was, ging meer geld om dan tot nu toe werd aangenomen.
Verder lezend blijkt dat de opbrengst van de slavenhadel anno 2012 wel 700 miljoen euro zou zijn.
Bizarre bedragen noemen we dat.
En de term bloedgeld gaat hier zeker op!

Het artikel eindigt met een quote:
"Zeggen dat de slavernij niet belangrijk was voor de vroegmoderne Nederlandse economie is zoiets als zeggen dat de banken niet belangrijk zijn voor de huidige economie, alleen omdat ze sinds de crisis amper winst maken."

Duitse roofbank in Amsterdam

En nog meer bewijs voor bloedgeld. Dit keer over een Duitse roofbank in Amsterdam. Deze was verantwoordelijk voor de roof van joodse tegoeden en bezittingen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

De oorspronkelijke naam van de Liro was de Lippmann Rosenthal-bank.

De Liro was een joodse bank en de eerste die door de Duitsers geliquideerd werd. De bezetter opende in de Sarphatistraat een eigen bank onder dezelfde naam. Joden moesten hier vanaf 1941 hun bezittingen inleveren. Voor de buitenwereld bleef het een gewone bank; mensen werden aangemoedigd hun spullen hier te deponeren. Later moesten ook andere banken hun joodse tegoeden naar de bank overhevelen.
Professor I. Lipschitz heeft onderzoek gedaan naar de omvangrijke roof vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw. Rond 1990 komt de bank in opspraak wegens de samenwerking met de nazi’s en het verdoezelen van kunstwerken. Als blijkt dat de bank behoorlijk heeft verdiend aan de kunstroof en de joodse tegoeden komt de Liro-affaire op gang.

Lange tijd is net gedaan alsof alle Liro-archieven tijdens de oorlog verdwenen zijn, maar toch komen er steeds meer boven water. Bekend wordt dat een deel van de joodse bezittingen in de jaren zestig onderhands door ambtenaren van Financiën verkocht zijn.
Het onderzoek naar de precieze omvang van de transacties binnen de Liro-bank is moeilijk. Vele joden hebben de oorlog niet overleefd en het is onbekend hoeveel er precies ontvreemd is. Onderzoek is onder meer gedaan door de commissies Ekkart, Kordes, Scholten en van Kemenade. In zijn boek De kleine sjoa beschrijft de eerder genoemde Isaac Lippschits de manier waarop de Liro-bank Joodse Nederlanders van hun bezittingen wist te ontdoen.

BRON: http://www.vecip.com/default.asp?onderwerp=717

dinsdag 10 april 2012

Roofpanden

Dit artikel staat al sinds 2008 op de website van het Historisch Nieuwsblad.
Malafide makelaars werden tijdens de Tweede Wereldoorlog steenrijk door de handel in geroofde Joodse panden en het witwassen van fout geld. Klanten waren er genoeg: van ‘bunkerbouwers’ en NSB’ers tot banken en gemeenten. Een reis door de criminele vastgoedwereld van Amsterdam tijdens de bezetting.

Op 11 augustus 1941 vaardigde de Duitse bezetter een verordening uit die Joden verplichtte hun vastgoedbezit aan te melden bij de Niederländische Grundstücksverwaltung (NGV). De Grundstücksverwaltung kreeg het ‘beheer’ over dat vastgoed, met als voornaamste doel onteigening en verkoop van de panden. Op haar beurt droeg de Grundstücksverwaltung het beheer weer over aan tien zogenoemde lasthebbers – meestal makelaars – die ook wel Aussenstellen (filialen) werden genoemd. Naar schatting werden 20.000 Joodse panden geroofd. De totale waarde bedroeg zo’n 150 miljoen gulden – tegenwoordig 750 miljoen euro.
Lees het gehele artikel op historischnieuwsblad.nl

Waar ik vooral benieuwd naar ben is of er inmiddels achterhaald is om hoeveel geld het gaat. De schrijver van het artikel eindigt namelijk met:
Onbekend is hoeveel geld de Joodse eigenaren van geroofd onroerend goed ten onrechte is onthouden. Om dat te achterhalen is veel onderzoek vereist. Allereerst zouden alle ongeveer 12.800 dossiers van de Raad voor het Rechtsherstel, die te vinden zijn in het Nationaal Archief, moeten worden getoetst. Welke kosten zijn voor rekening van de slachtoffers gekomen, welke vergoedingen hebben zij moeten betalen aan de kopers te kwader trouw?

Via de Verkaufsbücher is na te gaan voor welke Joodse panden nooit rechtsherstel heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld omdat de eigenaren waren omgekomen en er geen erfgenamen waren. De waarde van panden die, zoals Weesperstraat 123, door de hypotheekverstrekker zijn geveild, kan via het kadaster worden achterhaald. Alles bij elkaar opgeteld zal daar een bedrag uit rollen dat met de grootst mogelijke betrouwbaarheid uitdrukt wat de Joodse gemeenschap nog van Nederland tegoed heeft.